Uitleg van Razā’s gedicht: De elegantie en majesteit van de Meest Geliefde Profeet van Allah عَزَّوَجَلَّ is op het hoogste niveau van perfectie, dat wil zeggen hij is volmaakt in deze attributen. Hij is absoluut perfect, imperfectie in hem bestaat niet. Elke bloem draagt doorns op zijn steel, maar de aromatische bloem van Āminaĥ’s bloemenperk is absoluut vrij van doorns. Elke kaars is vol met walm[1], welke een soort defect is, maar de Geliefde Profeet صَلَّى اللهُ تَعَالٰى عَلَيْهِ وَاٰلِهٖ وَسَلَّم is die heldere kaars in de zone van de Profeten صَلَّى اللهُ تَعَالٰى عَلَيْهِ وَاٰلِهٖ وَسَلَّم, welke geen walm bevat, d.w.z. foutloos.
En in het afsluitend couplet omschreef A’lā Ḥaḍrat رَحْمَةُ اللهِ تَعَالٰی عَلَيْه het woord Nanpara zo prachtig:
Karūn madḥ-e-aĥl-e-duwal Razā pařay is balā mayn mayrī balā
Mayn gadā ĥūn apnay Karīm kā mayrā Dīn pāra-e-nān naĥīn
Betekenis van moeilijke woorden: Madḥ= lof, duwal= rijkdom, Pāra-e-Nān= een stuk brood
Uitleg van Razā’s gedicht: A’lā Ḥaḍrat رَحْمَةُ اللهِ تَعَالٰی عَلَيْه vermeldt: “Waarom zou ik de rijken prijzen? Ik ben een bedelaar in het hof van de Vriendelijke Profeet صَلَّى اللهُ تَعَالٰى عَلَيْهِ وَاٰلِهٖ وَسَلَّم. Mijn religie is niet voor Pāra-e-Nān. ‘Pāraĥ’ betekent een stukje, ‘Nān’ betekent brood. Dus het wijst op het volgende: ‘Het zijn niet mijn zaken om brood te verdienen, door het prijzen van de rijken.’